Benno Barnard over het schofterig gedrag van Erik Spinoy |
TEKST |
donderdag 5 september 2019 om 00:23 uur. | Terug naar Proza
Dit werk werd reeds 1902 maal bekeken.
De professor liegt (verscheen in het julinummer van de Poëziekrant) De schrijver schopt om zich heen Repliek Erik Spinoy. Kijk eens aan, een heuse polemiek: zo twintigste eeuw! De treurige waarheid is: waar argumenten ontbreken, moeten pathos, wolligheid en een ontketende retoriek (inclusief het mobiliseren van de zombie van Joseph Goebbels) de lacune opvullen. Treurig ook dat populistische verdacht maken van ‘elites’: ‘de zogenaamd objectieve professor’, de ‘o zo gewichtige professor’. Beetje trollerig toch, nee? Maar kort en goed: mijn column wilde laten zien dat de ontwikkeling van Barnards Van Wilderode-receptie typerend is voor die receptie in het algemeen. Ze sluit aan bij een tendens tot vergoelijking, die zelf een reactie is op zijn eerdere verkettering door een zich emanciperende naoorlogse generatie. De verschuiving in die zin in Barnards Van Wilderodeteksten door de loop der jaren is onloochenbaar. Die vergoelijking is problematisch, omdat ze de historische feiten toedekt en de, welzeker, onbevangen (open, genuanceerde) reflectie over een niet onproblematisch verleden, gekristalliseerd in een figuur en een oeuvre, een halt toeroept. Moet het verboden zijn om dat op te merken? Is dat zo kwetsend? Barnard is, inderdaad, typerend: hij is niet alleen de unieke, individuele Benno, maar (of hij dat nu wil of niet) ook een exponent van zijn plaats en zijn tijd, waarmee hij in dialoog is gegaan en nog steeds gaat. Geen schande, zulke exponenten zijn we allemaal. Het inzicht hierin is het begin van alle zelfrelativering. Maar dat laatste is voor sommigen onder ons kennelijk niet weinig gevraagd. Dupliek van Barnard. Spinoy lijkt de moeder van Leonard uit de Big Bang Theory wel: hij doet alsof het allemaal niet over een mens gaat, over mij namelijk, maar over een academische kwestie. Ik ben een element dat in zijn schema moest passen. Voelde hij iets, in plaats van in manicheïstische schema’s te redeneren, hij zou zich doodschamen; had hij enige allure, hij verontschuldigde zich. In plaats daarvan poogt hij opnieuw mij met ‘populisme’ te associëren (alsof ik niet zelf ‘elite’ ben), opnieuw stelt hij het voor alsof ik Van Wilderodes politieke opvattingen vergoelijk; opnieuw liegt hij.
De boeren in de wereld van de geest slachten altijd weer het verkeerde varken. Daarbij hanteren zij eenvoudige criteria: als vetgemest geldt iedere opvatting die lichtjes divergeert van hun eigen onwrikbare denken. De slachting bestaat hierin: zo vaak mogelijk gebruik je de pers om dat soort wandelende ham als ‘reactionair’ af te schilderen, innig tevreden over je eigen morele superioriteit.
Erik Spinoy, hoogleraar Nederlandse letteren, meent dat de leugen en de tendentieuze verwoording, nee, de karikatuur van iemands inzichten tot de gewone omgangsvormen tussen ontwikkelde mensen behoort. Dat blijkt uit de column die hij in het vorige nummer van dit blad aan Anton van Wilderode wijdde. Daarin hangt hij niet alleen de zogenaamd objectieve professor uit, die wikt en weegt hoe het met de receptie van de poëzie van Anton van Wilderode in Nederland is gesteld, bovenal grijpt hij het onderwerp aan om mij neer te zetten als een extremist.
Het politieke schervengericht maakt helaas deel uit van de Vlaamse literaire folklore. Meer dan eens ben ik door salonrevolutionairen à la Spinoy afgebeeld als een ander, en dan niet die van Rimbaud. Dat de wereldliteratuur intussen wemelt van de grote schrijvers die rechtse opvattingen koesterden, van Thomas Mann tot T.S. Eliot – moet ik ze hier nu echt voor u opsommen? – doet daarbij niet ter zake; immers, de boer slacht zijn varken en presenteert dusdoende zichzelf als onbevlekte linkse maagd.
Spinoy heeft dit kunststuk al vaker uitgehaald, bijvoorbeeld toen hij een paar jaar geleden zijn voormalige bentgenoot Dirk van Bastelaere in De Morgen opensneed: dat was iemand met een onschokbaar wereldbeeld, zo bleek, de darmen hingen eruit. De reden was Van Bastelaeres benoeming tot woordvoerder van de N-VA. Was dezelfde dichter woordvoerder van Groen geworden, Spinoy had onder biddend opzien gezwegen. Intussen is zijn eigen wereldbeeld, o wonderlijke paradox, geheel identiek aan wat hij dertig jaar geleden dacht – onschokbaar dus.
Maar wat Spinoy mij aandoet is nog valser, nog zieker.
Om te beginnen beweert hij dat Herman de Coninck en ik als ‘ontnuchterde beeldenstormers’ in 1984 vanuit strategische overwegingen tot een lovend stuk over Anton van Wilderode hadden besloten om onze ‘posture bij te sturen’ en onszelf als ’ruimhartig en genereus’ neer te zetten, en passant afstand nemend van de uitwassen van mei ’68.
Wat een kwalijke vertekening van de waarheid! Herman hield wel van de poëzie van Van Wilderode en het leek hem aardig wanneer iemand met een protestantse religieuze dichter als vader (vergeef me, vader, dit is een gruwelijke versimpeling van wie je bent) een essay over hem schreef. Daar kwam geen enkele berekening aan te pas, geen enkel extern motief, laat staan dat Herman en ik debatteerden over de vraag hoe we aan een betere ‘zelfrepresentatie’ konden werken.
Interessant dat Spinoy in 1984 nooit iets dergelijks heeft gesuggereerd. Hij en ik kenden elkaar: zijn eerste bundel, Jagers in de sneeuw, is dankzij mij bij uitgeverij Manteau verschenen, waar ik toen redacteur was; de tekst is ook door mij geredigeerd. Een en al dankbaarheid was de jonge Erik tegenover de jonge Benno. Maar misschien dacht hij in het geniep al wat ik nu lees over de ‘zelfrepresentatie’ van De Coninck en mij; misschien ook moest hij dat soort wijsheden nog bij Bourdieu leren pikken. In elk geval zou hij niks gezegd hebben, want het zou zijn literaire ambitie hebben gefnuikt, zijn zelfrepresentatie geschaad: hij was nog geen o zo gewichtige professor.
Maar nog kwalijker dan de onzin over het essay uit 1984 is de manier waarop Spinoy vervolgens mijn essay over Van Wilderode van vorig jaar karikaturaliseert: het bloed spuit eruit. Ik zou van extreem-links extreem-rechts zijn geworden. Daarbij past hij de strategie toe die Joseph Goebbels zo meesterlijk hanteerde: gewoon doorliegen, dan geloven ze het op den duur wel. Doet er niet toe of je iemand maatschappelijk beschadigt, in zijn ziel snijdt, ethiek heeft er niks mee te maken.
Vanuit het niets begint Spinoy over mijn ‘ideologische traject’: ik ben ‘tegen de islam, pro Israël, pro het christendom, tegen de erfenis van mei 1968’, en voorts ‘pro het landelijke anglicaanse Engeland’ (het staat er echt: soms zijn academici gewoon van lotje getikt). Niets van dat alles speelt een rol in mijn beschouwing, behalve dat ik me een lichte, niet onironische weemoed over het verdwenen roomse Vlaanderen permitteer.
Neemt u eerst even de tijd om het door Spinoy beweerde tot u te laten doordringen: om mee te mogen doen in literair Vlaanderen moet een schrijver dus tegen het christendom zijn, de vrouwenonderdrukking en dwingelandij van de islam negeren en de fascisten van Hamas vergoelijken. Ook is kritiek op mei ’68 (waarvan ik sommige aspecten heus wel waardeer) verboden; en voorts moet ik mijn cottage in het ‘anglicaanse’ Sussex verruilen voor een boerderij in de seculiere Provence, want daar zitten Vlaamse schrijvers die links genoeg zijn om door Spinoy te worden geautoriseerd.
Nog een geluk dat ik niet in een door Spinoy geleid land woon.
Nu mijn mening en zijn leugens.
Ik beschouw de islam als een extreem-rechtse religie, ik blijf pogen (als kind van oorlogskinderen) Israël te nuanceren, ik verdedig het beste uit de christelijke traditie (zonder mij ooit te bemoeien met iemands persoonlijke geloof of ongeloof), en ik heb het gore lef van het Engelse platteland te houden... en om al die redenen ben ik volgens Spinoy een reactionair, een apologeet van het populistische gedachtegoed en het equivalent van een internettrol. Op deze stapeling van non-sequiturs volgt dan nog een bijlslag: ik zou Van Wilderodes opvattingen over racisme, homoseksualiteit en het extreme Vlaams-nationalisme impliciet vergoelijken.
Echt, Erik?
En dan nog een slap zwaaitje: ik zou (waar haalt hij het) gekant zijn tegen een ‘onbevangen analyse van de ideeën, de schriftuur en de ruimere historische context van Van Wilderode’. Leve de onbevangen analyse! Daarom ben ik ook zo woedend op Spinoy, die zogenaamd onbevangen is, maar in werkelijkheid mij misbruikt voor zijn eigen politieke agenda. Nog zo’n onbegrijpelijke paradox: op een onbevangen analyse heb ik blijkbaar geen recht. Het is alsof die man zijn eigen teksten niet naleest.
Voor wie mijn werk niet of oppervlakkig kent en misleid is door Spinoys haatzaaiende tekst: ik zal u vertellen wat precies mijn herinneringen aan Van Wilderode over mijn politieke positie zeggen, expressis verbis nog wel. Omdat het extreme nationalisme zijn best deed Van Wilderode in te lijven, maak ik een duidelijk onderscheid tussen mijn sympathie voor Van Wilderode en mijn afkeer van het Vlaams Belang, dat ik als ‘onverkwikkelijk’ omschrijf en waarmee ik ‘volstrekt niets’ te maken wil hebben. Met ‘Vlaams Belang’ bedoel ik natuurlijk alle vormen van rechts-extremisme.
De kwestie is namelijk dat ik ben blijven doordenken sinds 1984. Ik heb afstand genomen van extreem-links: die afstand heb ik gevonden in het centrum. Ik verdedig saaie, burgerlijke ideeën uit angst voor iedere vorm van extremisme, inclusief het IJzerbedevaartnationalisme van de ouwe Anton.
Het staat allemaal in mijn tekst, maar hé, waarom zou je als hoogleraar Nederlandse letteren de waarheid schrijven? Het is eenvoudiger op te roepen tot het ‘negeren’ van mijn infame gelul, nietwaar, en waarom geen deplatforming? Maar goed dat die Spinoy lesgeeft in het voor de Nederlandse literatuur irrelevante Luik.
U, lezer, zult inmiddels begrepen hebben hoe vernederend Spinoys leugens zijn voor iemand als ik, opgevoed door ouders die door het nazisme waren getraumatiseerd. Ik, varken, heb alle reden om mijn boer te slachten.