Herinneringen, een feest met afwezigheden |
TEKST |
dinsdag 22 mei 2018 om 20:27 uur. | Terug naar Proza
Dit werk werd reeds 4217 maal bekeken.
Herinneringen, een feest met afwezigheden Een belijdenis… Deze bijdrage verscheen in het zomernummer 2018 van het literaire tijdschrijft Gpunt. ( voorheen Gierik&NVT) “Herinneringen feesten met afwezigheden aan tafel” schreef ik in Verdwaalpalen, mijn recentste bundel. De eerste herinneringen met de klank van die fijne koperen pen die ik ooit nog in Königblau van Pelikan doopte, die op het papier kraste toen ik straf moest schrijven en het niet begreep. Dat Koningsblauw is al lang zwart geworden. Er is zoveel, zoveel teveel, dat ik nooit zal zijn, nooit zal begrijpen, nooit zal schrijven. Zoals de gepaste aanhef die ik zocht voor deze bijdrage, gonzend voor een haard als een perpetuum mobile. Nog steeds trilt mijn hand… Er is taal, zoveel te over, een gastheer waarvan ik dacht dat deze me in goede banen zou leiden. Die haard waarin ik in het jaar 2000 alles wat ik tot dan toe had geschreven, verbrandde; geen postnatale depressie maar afkeer, mateloze verlatenheid, vlagen van onmin, vlagen van eenzaamheid en ontreddering waarin ik met mijn pen dwaalde. Vuur zuivert, is een purificatie en zo ben ik herboren, ben ik herbegonnen… Ooit is een warm woord. Men kuiert in het verleden, men wandelt naar het komende. Herinneringen worden telkens in het Land van Gisteren, het Land van het eerste Ooit in beelden gelooid waar ik me nog op de bok zie zitten met telkens weer het wiegen van Elsa’s korte, geknotte staart voor mijn ogen, in volle zomer het nutteloze dazennet tot halverwege haar benen. Telkens word ik door een lyrische weemoed overvallen, weemoed naar een tijd toen het pril ontcijferen begon, een tijd die mij niets vroeg dan het goud van eenvoud : het velletje van velours rond pruimen, sanseveria’s op de vensterbank van mijn grootmoeder, heldere luchten, kwakende kikkers, vers gemaaid hooi, de harsgeur van sparren, ritselende wind in mijn warrige haren. Winkelend in een snoepwinkel vol onbegrensde mogelijkheden, het onvermoede op een weg, op het gesjok van hoeven uitgestanst in de mulle aarde, de verwondering, de schrammen na een buiteling met het zweet als stollend kaarsvet op mijn voorhoofd, gekerm, de streepjes verdriet die moeder kuste, mespuntjes tederheid. De geluidsmuur heb ik echter nooit kunnen slopen. In het oude waait nu het zwijgen, een stilte die dwingt. Stilte is dan alles wat nog gezegd kan worden, of dat alles reeds is gezegd. De herinnering van een kind is het geraamte dat zich ontpopt in een volwassen man. In “The Rainbow” dichte William Wordsworth “The child is the father of the man”. In al zijn eenvoud blijft dit gedicht met zijn onovertroffen zegging en vreugde, een onvergankelijk monument in de wereldliteratuur. Dagen in hun schaduw-uur. Langzaam verliepen de dagen, langzamer dan voorzien op de oude voeten van een man die nooit vertrok. Op die tijdstippen lag het trage licht van vergane dagen. Schaduwen liepen elkaar voor de voeten, avonden vielen. En dan die kosmische kathedraal gevuld met sterren, hun licht als de naweeën van een spontane oerkreet. Niets is naakter dan de nacht. Mensen brandmerken elkaar, kinderen worden geboren, kinderen sterven. De wereld is dan heel, draait en draalt, blijft ongeschreven. Er is iets vredig aan wegzakken in de nacht, in deze oneindige tarantella met herinneringen, een herhaling van sterven, de uitdijende glinstering van sterren, drogende tranen op wangen, tranen als dwarrelende herfstbladeren. De weemoed kwam met de wassende jaren. Weemoed als een wankel verlangen, weemoed als herfsttijd, steeds met zijn verkleuring als maatpak in het verschiet, een afscheid dat het afscheid blijft neuriën, rillend in de kille stilte van een blauw avonduur dat met mij wandelde in een uitgeput landschap van herinneren. Een gevoel van machteloze overbodigheid, van vermoeidheid knipoogt er steeds om de hoek, soms als een roofridder van mijn verleden, mijn kapseizend schip als een uitdovend vers in het laatste avondlicht, als overlopend water op de vlucht voor een overstromende kruik. En dan ontwaken de dagen in vale ochtendstrepen, dagen die klaren met de pijn van eenzaam, van niet in deze tijd aanwezig zijn. Dra plenst het licht dan weer door ramen. Tijd als een martelende klauw, een sprong in het ijle naar het verlorene, een handvol land dat men niet meer kan bezeilen. Tijd is niet te wijden. Wanneer het wordt gedacht is het nieuwe reeds versleten, blijft poëzie ongeschreven. “Als de geschiedenis zich in details verliest, verliest ze haar gigantische snelheid’’, Jaume Cabré, een Catalaanse schrijver in “De stemmen van de Pamano”, een weergaloze roman. Herinneringen zijn juist die details waarmee men de tijd kan stoppen. De herinnering is ook een anachronisme zoals de dramaturg, Luc Joosten, het zo prachtig definieert: “Een anachronisme is iets dat aanwezig is in de verkeerde tijd. Iets uit de ene tijd dat oneigenlijk bestaat in een andere. Iets dat er nog is, maar er niet meer hoeft of mag zijn, omdat het niet echt tot de tijdsgeest behoort”. Dit gevoel blijft in mij woelen. Herinneren gebeurt in een spiegel, bijwijlen koud met een bevroren vergezicht waarvoor geen horizon meer wijkt, een spiegel met eveneens de vele zwarte gaten waaruit naar de buitenwacht geen woord ontsnapt, die bijziend uitsluitend zichzelf lezen. Zwarte gaten als een synoniem voor absolute intimiteit die in de diepste diepte ligt verscholen; de beslotenheid van een geheim, een woord afkomstig van het Germaanse woord haima, etymologisch hieraan verwant is het Oudnederlandse “Heem”, het Engelse “Home” of het Duitse “Heim’: een huis waar men zich kan thuis voelen, onbelemmerd kan spinnen als een kat zonder de leiband van die buitenwacht. Heimwee, het ontheemd zijn, is dan weer een afgeleide. Herinneren is geen rooftocht op de toekomst. Met twee verzen uit “Maneras de estar solo” vat Eloy Sanchez-Rosilio dit samen: “No escucho mas la presencia de sus pasos, vigilando la herida de los versos escritos - Ik beluister niet langer de aanwezigheid van uw passen, die de wonde van geschreven verzen bewaakt.” Met het glijden van de tijd, verglijden eveneens herinneringen naar alles dat altijd anders is. Frank De Vos Deze bijdrage verscheen in het zomernummer 2018 van het literaire tijdschrijft Gpunt. ( voorheen Gierik&NVT)