'Over het geluk van oude zomers’ van Eddy Vaernewijck.

TEKST groter lettertype kleiner lettertype

maandag 7 november 2016 om 09:38 uur.    |    Terug naar Proza
Dit werk werd reeds 3233 maal bekeken.


’Over het geluk van oude zomers’ Deurle, 6 november 2016

Dames en heren, Beminde poëzievrienden,

Wat fijn dat u op deze herfstige en vroege zondagmorgen voor dit poëziefeest zo talrijk bent komen opdagen. U bent gekomen voor poëzie, voor de rijpe poëzie van Eddy Vaernewijck, rijp zoals bladeren in deze valer wordende najaardagen, ronddwarrelend in de rijpe mijmeringen ‘OVER HET GELUK VAN OUDE ZOMERS’ die lezen als de voldragen ’Herbststimmung’ van die grote Duitse lyricus Rainer Maria Rilke

Die Luft ist lau, wie in dem Sterbezimmer,

an dessen Türe schon der Tod steht still;

auf nassen Dächern liegt ein blasser Schimmer,

wie der der Kerze, die verlöschen will.

 

Das Regenwasser röchelt in den Rinnen,

der matte Wind hält Blätterleichenschau; -

und wie ein Schwarm gescheuchter Bekassinen

ziehn bang die kleinen Wolken durch das Grau.

’’La mélancolie, c’est le bonheur d’être triste’’ schreef Victor Hugo. In de poëzie van Eddy Vaernewijck ontwaar ik deze melancholie in al de herinneringen die feesten met afwezigheden in zijn gedichten, een zoete tristesse ook die deze bundel haast met een glimlach sterk kleurt. Bij het lezen dacht ik telkens weer aan WH (Wystan Hugh) Auden en zijn gedicht DE AFWEZIGHEID

Poetry, zei Auden, makes

nothing happen.

Het is een genoteerde aanwezigheid

in een plasje water, een groepje bomen.

 

Een afdruk die zich herhaalt.

De gestalte van een mens

wandelend op een lichter pad

naar later.

 

In een langzame tijd;

met een gebaar,

zo ontdaan, verloren, wijds;

 

dat iets meer

afwezig is

in water, aarde, bomen.

De toon waarmee deze bundel opent, is meteen raak in 

Ars Poëtica

niets dan stuifzand zijn mijn woorden

door duizend stormen in het hoofd

her en der te hoop gewaaid

tot een gedicht

Met deze integere, nederige verzen begint Eddy Vaernewijck waarna hij als een verwoed verzamelaar “Dozen met weemoed, troost en oude vrienden” opent. De bundel bevat zeven delen die telkens worden ingeleid met een raak gekozen citaat van andere dichters.

Over het geluk van oude zomers, het eerste deel, deint op herinneringen aan zijn vader: “ Zo heb ik je in beelden opgespaard”, de vader wiens afwezigheid hij niet kan aanvaarden: “ dat je nu weg bent uit mijn leven // blijft één grote leugen in mijn hoofd.” Hij is er nog steeds: “Een vader die zich in zijn zoon verbergt.” Even sterk leeft de moederfiguur: “Mijn oude moeder schrijft zich in mijn dromen deze nacht… onderweg tussen hond en wolf… een enkele keer nog in haar schoot ontwaken ”

De ronduit beklijvende cyclus Dementia die de lezer naar adem doet happen, werd in 2009 terecht genomineerd voor de Melopeepoëzieprijs. En daar ben ik als jurylid nog steeds blij om en het is trouwens in deze context dat ik Eddy Vaernewijck voor de eerste maal ontmoette. In deze cyclus verschijnt de moeder als “kwetsbaar vogeljong…dwalend in de uithoek van haar laatste dagen” en “steelsgewijs ontaardt het beeld van boterzachte boezem en wollig warme buik”. Het zijn inderdaad verzen die naar de strot grijpen.

Gepoot in de Leiestreek beschrijft Eddy Vaernewijck zowel in Geschilderd en geschreven als in Spiegels van Raveel zijn geliefde schilders. Hij toont zich een gedreven observator “met de precisie van een technisch tekenaar ”die “ Met de neus op het canvas vermoed je niets // van die meesterlijke toets” even afstand neemt om dan vurig te getuigen want “ Iemand moet het toch zien dat de luchten// hier kathedralen zijn…Langs de straat het geraas van een werkweek//blind voor het zachte violet van het achterland.” Beste Eddy, uw liefde voor Raveel deelt u met de dit jaar op Gedichtendag overleden Martin Carrette, Stadsdichter van Deinze, die aan deze schilder zijn mooie ‘Echo’s van Raveel’ wijdde.

Provençaalse Suite is een poëtisch reisverslag met de lyrische, romantische mijmeringen van een bevlogen dichter “met hese stem en tranen in de ogen//starend naar het prille ochtendlicht …badend in een paradijs van zonnegloed…waar het zomert in de liefde… Sidderend van welbehagen kuste ik het zout van je mond.”

O mevrouw Vaernewijck ! Wat een heerlijke romanticus hebt u in huis !

Langs het zeebrak bevat vier “zeegezichten”. Met het sterke Hartsbrieven voor onderweg sluit de bundel. Na een ironische knipoog in Meisjes van vijftig duikt hij opnieuw in vergankelijkheid en verwelking. Niet alleen is er de tedere ontroering over een vergane “vriendschap voorgoed verankerd in mijn hart”. Het “Mijn hand nog in een vuistslag//voor wat voorgoed het leven liet” getuigt van een mild verzet.

In zijn Ars Poetica definieerde Horatius de poëzie als “Ut pictura poësis- Zoals een beeld is poëzie”. Bezonken drijven Vaernewijcks gedichten als herfstbladeren in een beeldende taal zonder acrobatie met een sterke elegische ondertoon. Zijn metaforiek weet hij te beheersen. Zijn taal is verre van intellectualistisch met bijwijlen mooie alliteraties zoals “Strijk een laag zand langzaam uit tot strand” of “ In de leegte van je lakens”. 

Over het geluk van oude zomers is rijpe, voldragen poëzie, eenvoudig en oprecht, authentiek en ontroerend, met een heel eigen romantisch levensgevoel, met een weelde aan beeldtaal, de ver-beel-ding. Hierover schrijft de mij dierbare Benno Barnard: ‘binnen de taal van een dichter is de verbeelding het hoogste goed. Kostbaarder dan de logica, want dankzij de verbeelding is het relativeringsvermogen voor een dichter geloofwaardiger’. En die mooie verbeelding was een van de aangenaamste indrukken die me bij het lezen van deze bundel te beurt vielen.

Dames en heren, poëzie is zo heerlijk nutteloos en daarom ook zo belangrijk. Ik weet me hierin gesterkt door Martin Heidegger. Deze Duitse filosoof stelde dat de wetenschap door de restricties van de werkelijkheid er nooit in zal slagen om deze adequaat te verwoorden. Volgens hem is alleen poëzie bij machte om deze aan te raken.

En wat is mooier dan iets strelen? Niet alleen het esthetische van het leven maar eveneens de vergankelijkheid als een overdonderend en subliem facet van de werkelijkheid. Ook de onvolmaaktheid – zonder welke men / niet ademen, niet leven kan schreef Maria Vasalis 

Ik ga nu sluiten en wel opnieuw met WH Auden, met enkele verzen uit zijn uiterst breekbaar ‘Lullaby’ een fragiel wiegenlied

But in my arms till break of day. Let the living creature lie. Mortal, guilty, but to me. The entirely beautiful. Lullaby, W.H.Auden

Schrijf nog veel schoonheid, beste Eddy. Nog heel veel en wees vooral fier wanneer ge straks uw eerste boreling stevig in uw armen laat wiegen. Wanneer ge uw eersteling in uw handen krijgt, die ervaring vergeet een dichter nooit.

Proficiat !

Frank De Vos 




Vorige werk: Albert Besnard, een authentiek solist Terug naar overzicht Recensies Volgende werk: Mon van Marja van Jef, Will Jensen