Einde zomer en de Nestorpijs

TEKST groter lettertype kleiner lettertype

vrijdag 17 september 2010 om 09:48 uur.    |    Terug naar Proza
Dit werk werd reeds 1454 maal bekeken.


Deze column werd opgenomen op de blog van H.F.Jespers en op mijn site 1231 maal gelezen

Einde zomer en de Nestorprijs.

Is het de ‘horror vacui’ die de enkeling naar de massa drijft om zich daar te laten verdampen, de angst voor de leegte, de vrees om niet te bestaan?
Is het de drang voor de kick, de adrenalinestoten van al die megagadgets die deze verslaving veroorzaakt?
Is het de welogende, weloverwogen choreografie die we kennen van de partijdagen te Nürnberg, de optochten te Pyongyang, de massaregie bij de openingen van wereldbekers voor de bobo’s van Fifa en andere grootheden, de Olympische spelen of Amerikaanse presidentsverkiezingen?
Ik laat het in het midden. Ik heb hier geen antwoord op. Dit is voer voor psychologen, misschien ook antropologen.

Reikhalzend kijk ik nu uit naar de herfst wanneer Antwerpen, mijn zomerse, bezette stad zal worden ontzet van de klank van soldatenlaarzen die de spektakelindustrie meedogenloos heeft uitgestrooid. Na de Ronde van Frankrijk, de luttele seconden van voorbij flitsende renners, de Triatlon, de Tall Ship Race en laatst nog het bezoek van de reuzen, breekt opnieuw de tijd open voor de kleine dingen met een kleine c.
Zij leven in de luwte; de straatmuzikant die Bob Dylan hernieuwt of eigen nummers brengt, de tekenaar met schetsboek op een pleintje, de aandachtige op een bank, verdiept in een boek. Deze ‘allenen’ kunnen dan weerom hun schuilkelder verlaten, de neus in de najaarswind steken. Zij hebben de zomer overleefd, halen adem na de pletwals die niet allen een stad maar eveneens de publieke ruimte overal te lande bezet, door Park en andere feesten lam geslagen.

Vorige zaterdag was ik in Herentals op de uitreiking van de Nestorprijzen. Dit jaar ging deze prijs terecht naar jaar Zjef Van Uytsel, Joke Van Den Brandt en Frank Ivo Van Damme. Stuk voor stuk kunstenaars, wiens artistieke expressie door oprechtheid en authenticiteit werd gestaald, wars van de rode lopers van de platte commercie, wars van het zelfvoldane en daarom zo groot. Ik dank niet alleen Frans De Peuter voor de puike organisatie van deze mooie academische zitting, maar eveneens Robin Hannelore voor zijn indrukwekkend slotwoord. Hij sprak over de massale intocht van witte meeuwen in een rustig natuurgebied, een evenwichtige biotoop met ruimte voor het diverse voor velen. Hij sprak over het ‘wauw’ gekwetter en het opmeten van de schade aan de broedplaatsen na de uittocht.

Hij is dus weer voorbij die mooie zomer. Het liedje is ondertussen een klassieker. In de Vipclubs werd aan de champagne genipt, de visitekaartjes werden er afgelikt, de spelen uitgespeeld.
Blijft nog een vraag open: ‘Wanneer eten we het brood?”

Uw tegenlever, eens te meer.
Frank De Vos.

 

 




Vorige werk: La langue de l’empire, lingua Franca in Limburgse bibliotheken. Terug naar overzicht Letteren  Volgende werk: Over de helaasheid van het bevattelijke.