‘Mensen achter de dijk’ van Fillip De Pillecyn vertaald.

TEKST groter lettertype kleiner lettertype

zondag 14 oktober 2012 om 00:08 uur.    |    Terug naar Proza
Dit werk werd reeds 2826 maal bekeken.


‘Mensen achter de dijk’ van Fillip De Pillecyn vertaald.
              

‘Schrijven is een gevecht tegen het vergeten’ Christina Guirlande.
 

Het lezen van de wekelijkse Knack-column van Benno Barnard is voor mij een plezierige verplichting. Vorige week ontmoette hij de vertaler van "Mensen achter de dijk" van Filip De Pillecyn. Met zijn gezegende ironische pen beschrijft hij deze ontmoeting .(1)
Woensdag
Op de bijeenkomst gisteren sprak een oudere heer me aan. Hijzelf – of een vriend? – had een roman van Filip De Pillecyn in het Frans vertaald en de vertaling zou nu verschijnen bij het genootschap dat zich om de nagedachtenis van de schrijver bekommerde. Hij vertelde me dit met een droefgeestige trots, glimmend als een oud zwart pak, van heel degelijke maar glad geworden stof . Ik betwijfel sterk of er momenteel ook maar één titel van De Pillecyn in druk is. Vraag duizend Vlamingen wie De Pillecyn was… maar de voorbije decennia hebben te veel stof opgewoeld en er resteert in het literaire landschap hooguit nog een De Pillecynvormige lichte bolling. Maar ooit heb ik alle romans van die door zijn volk vergeten De Pillcyn gelezen! Heerlijke, romantische, bijzonder avontuurlijke,weemoedige romans, literair misschien inferieur aan de boeken van… van… maar ik heb ze met zoveel meer plezier verorberd! Ja, ik houd van middelmatige, spannende boeken…
Donderdag
De Pillecyn heeft gecollaboreerd. Zeg dat en je beroert een centrale zenuw in het Vlaamse wezen. Op de lijst van de huidige marxisten staat een voormalige partizaan, Max de Vries. Hij is 98 jaar. Volgens ’t Pallieterke heeft hij ‘meer dan één laffe en achterbakse moord’ op leden van het VNV en DeVlag gepleegd. De Pillecyn heeft hij niet vermoord, dat moet je hem nageven. Ik weet niet goed wat te denken. Historisch bewust links Vlaanderen vereert De Vries als een held. Historisch bewust rechts Vlaanderen vereert De Pillecyn. Maar van alle thans levende Vlamingen weet minder dan de helft nog wat het Vlaamsch Nationaal Verbond of de Deutsch-Flämische Arbeitsgemeinschaft was. Ik weet nog steeds niet goed wat te denken. Ik heb begrip voor de woede van de flaminganten over het onrechtvaardige Belgische staatsbestel van eertijds. Maar hoe hard ik ook studeer op het parallel-voorbije, De Pillecyns lidmaatschap van het VNV en DeVlag is begraven onder een dikke laag onbegrijpelijkheid, dichtgesmeerd met kleverig raadsel. Tot zover Benno Barnard

Filip De Pillecyn (1891-1962), een verbrandde Vlaamse schrijver en een van de stichters van de Ijzerbedevaart liep tijdens W.O.II inderdaad aan de foute kant van de geschiedenis. Wegens zijn culturele collaboratie werd hij tot tien jaar gevangenisstraf veroordeeld. Zijn bekendste werk is: ‘Monsieur Hawarden’ dat in 1969 door Harry Kümel werd verfilmd.
In de gevangenis van Sint-Gilles schreef hij Mensen achter de dijk. Deze roman wordt als zijn meesterwerk beschouwd. In het Frans kreeg deze roman de naam ‘Monsieur Henri’. De vertaler is Roger De Vos, de man ‘met een droefgeestige trots, glimmend als een oud zwart pak, van heel degelijke maar glad geworden stof ‘.

Op dertig september werd Monsieur Henri in het Emile Verhaerenmuseum te Sint-Amands voorgesteld door mijn dichtersvriendin Christina Guirlande. Hierna volgt integraal haar toespraak, in feite een voortreffelijke boekbespreking. Haar zin ‘schrijven is een gevecht tegen het vergeten’ zal ik altijd met me meedragen.
Frank De Vos
(1) http://www.knack.be/nieuws/boeken/blogs/benno-barnard/de-geest-van-mijn-vader/opinie-4000186671749.htm

Geachte Dames en heren leden van het Filip De Pillecyncomité en het Literair genootschap, Bestuur en leden van het Genootschap Emile Verhaeren, geachte genodigden en belangstellenden,
Enkele weken geleden las ik opnieuw de novelle ‘Monsieur Hawarden’ van Filip De Pillecyn. Vermits we ook de film naar deze novelle bezitten, gedraaid door Harry Kümel, met de Nederlandse actrice Ellen Vogel in de hoofdrol, heb ik die ter ondersteuning van het verhaal ook nog maar eens bekeken. In de psychologisch-intimistische novelle die Filip de Pillecyn schreef naar het dagboek van het intrigerende personage Monsieur Hawarden, worden vooral de gevoelens, de gemoedstoestanden als eenzaamheid en verdriet, de invloed van de omgeving, de bevreemdende sfeer en het verwerken van herinneringen weergegeven, zoals de auteur De Pillecyn zich die voorstelde. Het verhaal is niet letterlijk noch chronologisch een verslag van wat werkelijk was gebeurd met de aristocratische dame Meriora Gillibrand die, om aan de politie te ontsnappen n.a.v. een moordzaak waar zij in Wenen bij betrokken was, zich als man verkleedde, op de vlucht sloeg, en zich in Pont vestigde in de omgeving van Spa en Malmedy. Wie zijn/haar eenvoudig, met een metalen hekje omheind graf wil bezoeken in Ligneuville: ontroering verzekerd. Dikwijls liggen er verse bloemen op het graf, zelfs in de winter, waarschijnlijk van een of andere anonieme bewonderaar van Meriora Gillibrand/Monsieur Hawarden.
De poëtische novelle van Filip De Pillecyn is hoogstaande literatuur, het verhaal verloopt traag omdat de actie beperkt is, omdat het verwoorden van mijmeringen en gevoelens en het beschrijven van de natuur nu eenmaal niet voor sensationele bladzijden zorgen. Louter toevallig kwam ik een boekbespreking op het spoor over deze novelle, geschreven door een student uit het middelbaar onderwijs. ‘Dit verhaal is niet echt boeiend’, schrijft hij. ‘Er gebeuren geen dingen in die spannend zijn. Gelukkig is het boek erg dun.’ Deze reactie moet ons niet verwonderen. In deze tijd zijn jonge mensen al van kleinsaf overgoten met actie, in beeld en woord, om de zoveel seconden moet er iets ‘spannends’ , iets ‘flitsend’ gebeuren in film of verhaal, trage passages in boeken, beschrijvingen bv., slaan ze over, àls ze al lezen…
Wat ons vanmorgen naar het Provinciaal Museum Emile Verhaeren te Sint-Amands bracht is de Franse vertaling door Roger De Vos van een boek van Filip De Pillecyn, onder de titel ‘Monsieur Henri’. Nee, dit is geen Franse vertaling van Monsieur Hawarden - die bestaat al, en bovendien liet M. Hawarden zich Arthur noemen -, maar wel van de roman ‘Mensen achter de dijk’, door Filip De Pillecyn geschreven in 1949, een ‘paysage social’ over zijn geboortedorp Hamme, gelegen aan de Schelde en de Durme. Vertrouwd domein voor de meesten onder ons.
De titel ‘Monsieur Henri’ kan verwondering wekken, we kunnen er zelfs met enige verbazing de wenkbrauwen bij fronsen. Maar hoe correct de titel ‘Mensen achter de dijk’ vertalen? ’Les gens au pied des digues’? ‘Les gens de l’arrière-pays de L’Escaut et de la Durme’? ‘Les habitants d’entre deux digues’? Of misschien ‘Les pauvres gens de mon village’? Of nog ‘Le village de mon enfance’? Het is moeilijk een vertaling voor de titel te vinden die exact de lading dekt en tegelijkertijd voldoet. ‘Monsieur Henri’ dus.
Dit doet me denken aan de lijvige roman ‘Melnitz’ van de duitstalige Zwitserse auteur Charles Lewinsky. Melnitz is de naam van een steeds terugkerend personage in het boek, een personage dat eigenlijk geen actieve maar toch een belangrijke rol speelt in het verhaal. Hoe heet het boek in de Nederlandse vertaling: ‘Het lot van de Familie Meijer’. U leidt daar waarschijnlijk uit af dat de Franse vertaling logischerwijze dan wel ‘Le destin de la Famille Meijer’ zal zijn. Toch niet. De Franse versie heet gewoon ‘Melnitz’, net zoals de originele titel.
Toeval: van diezelfde duitstalige Zwitserse auteur Charles Lewinsky kocht ik in de meimaand in een Ardeens dorpje een boek met de toepasselijke titel ‘Un village sans histoires’. Ik veronderstelde dat dit logischerwijze de Franse vertaling was van ‘Ein Dorf ohne Geschichte’. Helemaal niet. De originele titel was ‘Johannistag’. Waarom dan niet in het Frans ‘Le jour Saint-Jean’, vroeg ik me af. Het boek is ook in het Nederlands vertaald. Maar dan zoekt u niet naar het voor de hand liggende ‘Johannesdag’, en ook niet naar ‘Een dorp zonder geschiedenis’, maar wel naar ‘Het verborgen leven van Courtillon’. Drie keer hetzelfde boek, drie verschillende titels!
‘Monsieur Henri’ dus. Hij is de verteller in ‘Mensen achter de dijk’, die zich ‘les simples bonheurs et les misères’ van de mensen uit zijn dorp, de mensen achter de dijken van Schelde en Durme, herinnert, ‘ce peuple affamé et soumis, enfermé au pied des digues’. (p. 20) De vader van Filip De Pillecyn heette Henri - Filip De Pillecyn was pas zeven toen zijn vader overleed - maar toch is het mogelijk dat de auteur zich nog flarden van verhalen, verteld door zijn vader, kon herinneren en dat hij die verder aanvulde met eigen herinneringen.
Nochtans schrijft Filip De Pillecyn dat ‘alle personages uit dit boek, de hond Puck uitgezonderd, verzonnen zijn’, waarschijnlijk om zich tegen gerechtelijke stappen te beschermen, want het was onvermijdelijk dat iemand zichzelf of een familielid in de beschreven personages zou herkennen.
Het verhaal begint rond halfweg de negentiende eeuw, en ik citeer Filip De Pillecyn uit een artikel: ‘… een periode van hongersnood, ziekte, economische crisis, schoolstrijd, opkomst van het socialisme, een tijd die ik persoonlijk niet heb gekend maar waarvan ik als knaap de voortzetting heb beleefd: het analfabetisme, de sociale mistoestanden, de ongecultiveerde fabrikantenkaste, dat alles heb ik gekend.’ En daarover gaat het vooral in ‘Mensen achter de dijk’. Wie meer details wil weten over het ontstaan en de achtergronden van deze roman kan ik het unieke, rijkelijk geïllustreerde boek ‘Zestig jaar Mensen achter de dijk’, samengesteld door Prof. Emmanuel Waegemans, sterk aanbevelen.
In zijn personages, die De Pillecyn met stevige karaktertekening schetst, krijgt de armoede een gezicht, maar ook de schijnheiligheid en de uitbuiting. Hetzelfde dorp, twee werelden. De zeeldraaiers, fabrieksarbeiders, kleine boeren, proberen figuurlijk maar ook soms letterlijk het hoofd boven water te houden - gelukkig zijn er de dijken die hen beschermen tegen de grillen van de rivier ; het zijn mensen die met hun goeie wil, hun gebreken, hun desillusies en hun hoop blijven vechten om te ‘overleven’, waar de anderen rijkelijk ‘leven’, ook als ‘de roest in de rogge zit en de aardappelen de plaag hebben’, en iedereen weet wat dit betekent: ‘ le fossoyeur va avoir beaucoup de boulot’. Hierover een uitgebreider fragment uit de vertaling:
“C’est par volées entières que les mendiants envahirent le pays. Le garde champêtre clouait des écriteaux aux arbres ‘Défense de mendier’, et parfois les gendarmes passaient par le hameau. C’était au debut de l’hiver, après que la rouille eût détruit le seigle, et que la plaie eût dévoré les pommes de terre. Il n’y avait presque plus d’enfants à l’école. /… / De toute façon, il n’y en avait jamais eu beaucoup. /… / Mais maintenant, plus aucun enfant des maisons de misère ne fréquentait l’école.’ (p.18) En wat te voorzien was gebeurde, want: ‘… comme le médecin était trop cher, et qu’il n’y avait rien à guérir là où il n’y à rien à manger, ils mouraient.’ (p. 19)
Talrijke fragmenten, waarin de sociale verhoudingen en het misbruik van machtsposities aan bod komen, leren ons F. De Pillecyn kennen als een sociaal bewogen en geëngageerd auteur. Heel wat passages zijn ontroerend realistisch. Een voorbeeld uit de vele, waarin de arbeiders, die zich na een met geweld uiteengeslagen staking aan hun lot overgelaten voelen, toegesproken worden door een lotgenoot uit de stad: ‘Le Gantois sauta sur la table. Il passa en revue les femmes et les hommes qui levaient le regard vers lui. Les mêmes visages que ceux qu’il avait vus à Gand, unifiés dans le creuset du labeur. Un sentiment de pitié et d’amour le prit. Mes frères dans la misère, pensa-t-il, et il éleva la voix. Jamais les gens n’avaient entendu quelqu’un parler de leur sort. Ils écoutaient corps et âmes, et quoique certains ne comprirent pas tout, tous étaient émus par ses paroles. Il parlait de la misère des ouvriers, et des enfants qu’on envoyait à l’usine ou au chemin de cordage alors que leur esprit était encore hanté par le jeu; il parlait de la faim et de l’humiliation, et du travail qui enrichit ceux qui ne travaillent pas.’ (p. 200)
Vanzelfsprekend komen De Schelde en de Durme in dit boek ruimschoots aan bod. Ze krijgen als echte personages een grote rol toebedeeld in het verhaal en zijn bijna op elke bladzijde aanwezig. Het indrukwekkende, weidse landschap wordt in alle seizoenen beschreven, poëtisch en bezield, stroom en rivier zijn afwisselend paradijselijk als vriend en te duchten als vijand. De Pillecyn ervaart de omringende natuur als een bijna mystieke beleving. Een voorbeeld :
‘… les jours d’été je lisais, assis sur la digue. C’était le paradis, et une atmosphère intemporelle m’enveloppait. Le silence de l’eau m’entourait et seul l’envol solitaire d’un oiseau ou le brusque mouvement d’un poisson me tenait compagnie; l’eau transposait son éclat vers l’ombre des roseaux et de la digue, et l’herbe jeune tremblait sous la caresse du vent d’été. {... }Tout ce que j’observais était éternel, des nuages qui passaient lentement au-dessus de la rivière à l’odeur sauvage des roseaux et des nénuphars.’ (p. 37)
In het voorwoord van ‘Monsieur Henri’ schrijft Prof. Em. Waegemans : dit boek ‘retrace un épisode passionnant de l’histoire sociale de ce qu’on appelait jadis la ‘pauvre Flandre’, dans un style qui n’est certes plus de notre époque, mais qui, définitivement, nous interpelle encore’.
Dit laatste is zeker waar, want schrijven is een voortdurend gevecht tegen het vergeten. Bovendien horen we weer dagelijks over armoede en honger, over uitbuiting en onverantwoorde rijkdom. En wat de stijl betreft: nu schrijft men inderdaad directer, en sommige woorden en uitdrukkingen worden niet meer gebruikt en komen archaïsch over. Maar in de vertaling is daar behendig mee omgesprongen, bovendien is dikwijls het ietwat verouderde woordgebruik verdwenen bij het vertalen.
‘Gij zijt een schoon meisje, Fientje’ wordt ‘Tu es une bien belle fille, Fientje’, ‘gepeinzen’ worden ‘des pensées’, enz. Een treffend voorbeeld van een volledige zin: ‘De frisheid van de morgen werd gedragen op het water toen reeds de eerste tintelingen van de zomermorgen in de hemel kwamen. De zich uittredende baan van de opslaande baren klotste op tegen het riet en waar wij voorbijvoeren was het een hevige golving van rietpluimen en geplons van water tegen het slijk’. In de vertaling door Roger De Vos lezen we: ’L’eau portait la fraicheur de l’aube et les premiers scintillements du soleil descendaient du ciel. Où nous passions, la vase, les roseaux et l’eau se mélangeaient en un grand clapotis’. En als tweede voorbeeld: ‘Het is daarbij niet goed voor een jong meisje over de tong te rijden. Als zij eens tot de huwelijkse staat moet komen is dat een beletsel om aan een deftige jongeling te geraken’. In de Franse vertaling is dit geworden: ‘De plus, il n’est pas bon pour une jeune fille qu’on jase à son sujet. Quand elle aura l’âge de se marier, cela pourrait la gêner pour trouver un garçon convenable’.
Zo klinkt het heel wat aannemelijker. Denk nu vooral niet dat de originele tekst van De Pillecyn vol overladen of archaïsche zinnen staat. Ik heb er wel naar gezocht.
Er was reeds een Duitse en een Russische vertaling van de roman ‘Mensen achter de dijk’. Roger de Vos zorgde nu voor de vertaling naar het Frans. Vertalen is een gevaarlijke onderneming. Zegt men niet ‘traduire c’est trahir’. Anton Van Wilderode formuleerde het nog anders: ‘Vertalen is proberen de schade te beperken’. Hij bedoelde dan vooral het vertalen van gedichten, want daarbij kunnen alle poëtische elementen verloren gaan: de typische klankrijkdom van de originele taal - zeer belangrijk in poëzie -, de poëtische elementen als alliteratie, eindrijm, binnenrijm en zelfs klinkerrijm, enz.
Die problemen doen zich minder voor bij het vertalen van proza, maar
men begeeft zich op het persoonlijke domein van iemand anders, op het grondgebied van een andere taal. Vertalen doet mij denken aan een ommuurde tuin uit mijn kindertijd in de vroegere Kerkstraat te Moerzeke. Bovenop de hoge muur rond een uitgestrekt privaat domein waren glasscherven aangebracht om indringers af te schrikken. Alsof dit nog niet volstond was er op de muur ook nog een bordje bevestigd waarop met met witte verf was geschilderd: ‘Hier liggen wolfijzers en schietgeweren’. Bij vertalen komt het erop aan naast de zichtbare glasscherven eveneens die verborgen wolfijzers en schietgeweren te ontwijken. Roger De Vos heeft er zich niet aan bezeerd.
Ik heb de vertaling ook onderworpen aan de fameuze ‘test van bladzijde 99’, een proef zoals die door de Engelse schrijver en uitgever Ford Madox Ford (1873-1939) werd toegepast , schrijver van o.a. de roman ‘The good Soldier’, vermeld op de lijst van de 100 beste Engelstalige romans van de 20ste eeuw. (Hij was zelf soldaat in de Eerste Wereldoorlog.)
Deze uitgever-schrijver, een zeer kleurrijke figuur, beweerde namelijk dat hij over de kwaliteit van een manuscript kon oordelen door alleen bladzijde 99 aandachtig te lezen. Voldeed deze bladzijde wat stijl en vorm betreft, zette ze aan om verder te lezen, dan aanvaardde hij het manuscript en gaf het uit. Hij paste de proef ook toe op reeds gedrukte boeken. ‘Monsieur Henri’ heeft de ‘test van p. 99’ goed doorstaan. U kan het nagaan. (Amusant detail: de jongste herdruk van ‘Mensen achter de dijk’, die dateert van 2004, telt méér bladzijden dan de vertaling omdat er een groter lettertype is gebruikt, waardoor bladzijde 99 niet dezelfde is als die van de vertaling. Maar ook de Nederlandse versie is, of wat had u gedacht, uitstekend geslaagd voor de proef!) U moet het thuis ook maar eens uitproberen met de boeken uit uw persoonlijke bibliotheek. Het heeft veel weg van een spel, maar meestal klopt de bewering wel. Men kan op het internet zelfs al literaire kritieken opvragen, geschreven aan de hand van de test van p. 99!
De vertaler Roger de Vos heeft de originele tekst niet verraden, het verteltalent van Filip De Pillecyn komt volop tot zijn recht, de vertaling leest heel vlot zoals u in de aangehaalde fragmenten hebt kunnen horen. Is er dan niets op aan te merken? Ach, we weten wel dat de perfectie niet bestaat. Er is o.a. de heikele kwestie van de leestekens, en durft er al eens een komma ontsnappen tussen de aanhalingstekens door, dit doet tenslotte niets af aan de vertaling. Het is een hele prestatie om dit boek dat, in tegenstelling met de aangehaalde boekbespreking over Monsieur Hawarden gelukkig NIET dun is, om te zetten naar een taal die niet je moedertaal is. Uit het Frans naar het Nederlands akkoord, maar andersom is een andere karwei. Daar is durf en moed voor nodig, en een grote dosis gedrevenheid. Daarvoor alleen al verdient de vertaler alle lof.
De voorstelling van deze vertaling van ‘Mensen achter de dijk’ kon nergens beter plaatsvinden dan in het Provinciaal Museum Emile Verhaeren, op enkele passen van het geboortehuis van Verhaeren. Verhaeren was net als de Pillecyn een sociaal geëngageerd auteur en een vereerder van zijn geboortestreek en van de Schelde. In de slotverzen van zijn gedicht ‘L’Escaut’, die op zijn graftombe zijn aangebracht, vraagt hij zelfs om begraven te worden dichtbij de Schelde, zodat hij ze nog kan voelen in de dood. Ik citeer : ’Aussi/ le jour que m’abattra le sort/ c’est dans ton sol, c’est sur tes bords/ qu’on cachera mon corps/ pour te sentir, même à travers la mort, encor!’, een wens die zijn familie inwilligde en hem liever in Sint-Amands liet begraven dan in het Pantheon te Parijs, zoals men vanuit Frankrijk voorstelde. Hij schreef tot aan zijn dood over Vlaanderen, over zijn geboortestreek, vijf bundels die samen ‘Toute la Flandre’ uitmaken, met daarin de bekende gedichten ‘Mon village’, ‘Le passeur d’eau’ en ‘L’Escaut’, maar zijn nominatie voor de Nobelprijs Literatuur en zijn bekendheid in het buitenland dankte hij vooral aan zijn werk met sociale inslag. Verhaeren was een visionair. Hij wist, net als Filip De Pillecyn, dat de industrialisering een zekere dood zou betekenen voor het platteland, maar hij besefte ook dat deze evolutie niet tegen te houden was. Verhaeren had, en nu citeer ik uit een tekst van Karel Van de Woestijne ‘het besef dat wij aan de vooravond van wij wisten niet welke omwentelingen stonden, en dat wij onkundig bleven van wat daaruit geboren zou worden: die ontreddering van de geest, die angst van het hart, werd door Verhaeren met grootse, soms verbeten, soms uitgeflapte razernij uitgedrukt in de bundels ‘La campagne hallucinée’ en ‘Les villes tentaculaires’, waarin het platteland wordt opgeslokt door de vangarmen van de steden.’
In 1901 leerde Emile Verhaeren, die in Saint-Cloud bij Parijs woonde, de dichter Rainer Maria Rilke kennen, de toenmalige secretaris van de beeldhouwer Auguste Rodin. Rilke was twintig jaar jonger dan Verhaeren, was geboren en getogen in Praag, duitstalig omdat Praag bij Oostenrijk hoorde. Maar Rilke beheerste naast het Duits ook perfect het Frans en zelfs het Russisch. Toch noemde hij Verhaeren ‘mon grand maitre’, Verhaeren die beperkt was door de barrière van de taal, weinig aanleg had voor andere talen, en het betreurde dat hij de gedichten van Rilke niet in de originele taal kon lezen. Maar Verhaeren was van oordeel dat men minstens elkaar kon bewonderen : ‘Admirez-vous les uns les autres’, schreef hij. Bewondering leidt immers tot respect, tot begrip, tot vertrouwen. Deze vertaling van ‘Mensen achter de dijk’ door Roger De Vos, uit het Nederlands naar het Frans, kan hiertoe zijn steentje bijdragen, en met vele stenen van bewondering voor elkaars taal samen wordt het ‘AIMEZ-vous les uns les autres’ misschien ooit óók nog waar.
Christina Guirlande
30 september 2012.




Vorige werk: Edmund Burke en het sublieme Terug naar overzicht Letteren  Volgende werk: Een muziekaperitief: Strijkkwartet #2 ‘Mondriaan’